Poezie

Hannie Michaelis – Met de jaren

0

Met de jaren
moet er veel worden weggegooid.
De gedachte bijvoorbeeld
dat geluk mild is en duurzaam
iets als een zuidelijk klimaat
in plaats van een blikseminslag
die levenslang gekoesterde
littekens achterlaat.

Hanny Michaelis
(Amsterdam, 19 december 1922 – Amsterdam, 11 juni 2007)

Joke van Leeuwen – Lijmen

0

Ik had drie beestjes,
drie beestjes van steen.
Een vogeltje,
Een veulentje
Een varkentje.

Ze zijn gevallen.
Ze braken stuk.
Ik heb ze gelijmd.
‘t is bijna gelukt.

Ik heb drie beestjes,
drie beestjes van steen.
Een volentje,
Een veukentje,
Een vargeltje.

Ed Hoornik – Mijn dochter en ik

0

Terwijl ik lees voel ik mijn dochter kijken;
ik laat niets merken en lees rustig door.
Haar leven doet zich helder aan mij voor:
het zal in alles op het mijne lijken.

Niets kan ik doen, opdat zij zal bereiken
wat ik, amper gevonden, weer verloor;
geen vindt van het geluk méér dan een spoor,
ook zij niet, en ook zij zal het zien wijken.

Ik sluit het boek. Wij zitten naast elkaar;
geen woorden tussen ons; slechts, even maar,
de glimlach van de een tegen de ander.

‘t Is of ik in mijn eigen ogen staar,
en wat daar staat, het is als water klaar,
wanneer ik langzaam in mijzelf verander.

M. Vasalis – Sprookje

0

Voor mijn moeder en dochtertje

Zij luisteren beiden naar haar oud verhaal,
wondere dingen komen aangevlogen
zichtbaar in hun verwijde ogen,
als bloemen drijvend in een schaal.

Er is een zachte spanning in hun wezen,
zij zijn verloren en verzonken in elkaar,
– het witte en het blonde haar –
geloof het maar, geloof het maar,
alles wat zij vertelt is waar
en nooit zal je iets mooiers lezen.

Hella Haasse – Draad

0
Dag en nacht
probeer ik van een woord een gebaar
dat ik van je vang
een ketting te maken
de draad is lang
gaat door talloze straten
die ik niet ken
door ik moet aan het werk
door ik las in de krant
door een zomer in Bern een nacht in Gent
door het spijt me wat zeg je ik luisterde niet
door fabrieken en vrouwen en pleinen met trams
door longen en spieren en wervels wat helpt het
dat ik het geloof als je zegt dit ben ik
ik moet je verzamelen uit je gebaren
uit je gedachten die ik niet ken
die ik niet kan eigenen als een hebzuchtig landbezitter
als een kakelende domme kloek haar kuikens
als een vermakelijk rover die de postkoets aanhoudt.
Handen omhoog, lieveling

Willem Wilmink – Troostlied voor wie met Kerst alleen is

0

Wees niet zo bang voor Kerst.
Het zijn twee dagen,
dat is niet meer dan achtenveertig uur.
En uren, het ene vlug, het andere trager,
uren vervliegen op den duur.

Raak niet verloren in herinneringen,
wees toch een beetje wijzer deze keer.
Zing maar ‘Stille nacht’ als je kunt zingen,
want stil zal het zijn, die nachten. Zeer.

Zing in jezelf: ‘De witte vlokken zweven.’
Terwijl de regen langs de pannen ruist.
Het kind is niet in Bethlehem gebleven:
Het is naar Golgotha verhuisd.

Gedenk de dieren op de schalen en borden,
die zitten meer dan jij in de puree.
Eten is beter dan gegeten worden
ook in de glans van Lucas 2.

Zeg ‘nee’ als mensen je te eten vragen,
want in een andermans gelukkige gezin
daar is de kerstboom enkel te verdragen
met een uitslaande brand erin.

Wees niet zo bang voor Kerst.
Het zijn twee dagen.

Ingmar Heytze – Voor de liefste onbekende

0

Wat ben ik blij dat ik je nog niet ken.
Ik dank de sterren en de maan
dat iedereen die komt en gaat
de diepste sporen achterlaat, behalve jij,
dat jij mijn deuren, dicht of open,
steeds voorbijgelopen bent.

Het is maar goed dat je me niet herkent.
Kussen onder straatlantaarns
en samen dwalen door de regen,
wéér verliefd zijn, wéér verliezen,
bijna sterven van verdriet –
dat hoeft nu allemaal nog niet.

Ik ben nog niet aan ons gehecht.
Ik kijk bepaald niet naar je uit.
Neem de tijd, als je dat wilt.
Wacht een maand, een jaar,
de eeuwigheid en één seconde meer –
maar kom, voor ik mijn ogen sluit.

Froukje van der Ploeg – Uit

0

Ze vraagt zich af hoe het is
om weer alleen te zijn.

De man met wie ze woont staat nietsvermoedend
te werken in haar tuin. Zij haalt de sleutels
van zijn bos.

Bedenkt hoe ze vrienden familie het nieuws
zal brengen. De tafel weer voor het raam
de kast terug in de oude kleur.

Merkt hij al iets? Hij plant tulpenbollen
voor het voorjaar. Ze lacht als altijd,
zoekt vast de ruzies op in haar hoofd.
Gumt zijn naam van de verjaardagskalender.

P.N. van Eyck – De tuinman en de dood

0

Een Perzisch Edelman:

Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: “Heer, Heer, één ogenblik!

Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.

Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!” –

Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in ‘t cederpark de Dood ontmoet.

“Waarom,” zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
“Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?”

Glimlachend antwoordt hij: “Geen dreiging was ‘t,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,

Toen ‘k ‘s morgens hier nog stil aan ‘t werk zag staan,
Die ‘k ‘s avonds halen moest in Ispahaan.”

Han G. Hoekstra – De ceder

1

Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.
Een binnenplaats meesmuilt ge, sintels, schillen,
en schimmel die een blinde muur aanrandt,
er is geen boom, alleen een grauwe wand.
Hij is er, zeg ik, en mijn stem gaat trillen,
ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.

Ik wijs naar buiten, waar zijn ranke, prille
stam in het herfstlicht staat, onaangerand,
niet te benaderen voor noodlots grillen,
geen macht ter wereld kan het droombeeld drillen.
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant.

Go to Top